Op 21 april zullen in het Vredespaleis in Den Haag om 10 uur Nederlandse tijd (3 uur Colombiaanse tijd) het Colombiaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en afgevaardigden van de Nicaraguaanse regering de uitspraak aanhoren in de zaak over vermeende schendingen van soevereine rechten en maritieme ruimten in de Caribische Zee, die Nicaragua in 2013 tegen Colombia heeft aangespannen.
In deze beslissing zal het Internationaal Gerechtshof de Nicaraguaanse beweringen onderzoeken dat Colombia het internationaal recht zou hebben “geschonden” door zich niet te houden aan de eerdere uitspraak van 19 november 2012, voor de operaties van de marine in de Caribische Zee en de uitvaardiging van een decreet tot instelling van de Continuous Integral Zone in de San Andrés archipel.
De rechtbank in Den Haag zal echter ook een uitspraak moeten doen over de tegenvordering van Colombia, waarin de regering stelt dat Nicaragua de ambachtelijke visrechten van de bewoners van de Colombiaanse archipel, in het bijzonder de Raizal-gemeenschap, heeft geschonden, en dat het een decreet heeft uitgevaardigd dat in strijd is met het internationaal recht, waarmee het “eenzijdig mariene gebieden wil afbakenen ten nadele van Colombia”.
Deze beslissing zal het maritieme grondgebied van de twee landen echter niet kunnen wijzigen, aangezien in de uitspraak van 2012 reeds was bepaald dat de San Andrés archipel, net als alle baaien, aan Colombia toebehoorde.