Het Colombiaanse leger heeft bij een militaire operatie tegen de drugshandel aan de zuidgrens van Colombia ten minste drie burgers gedood, aldus een mensenrechtenorganisatie.
Oscar Daza, woordvoerder van de Nationale Organisatie van de Inheemse Volkeren van het Colombiaanse Amazonegebied (Opiac), zei woensdag: “Degenen die door het leger zijn gedood, waren geen guerrillastrijders, maar burgers, waaronder inheemse kameraden.”
De Quechua gouverneur, Pablo Panduro, en gemeenschapsleider Divier Hernandez en zijn vrouw waren de slachtoffers, zei de mensenrechtengroep.
Het leger kondigde aan dat het een dag eerder tijdens een operatie aan de grens met Peru 11 vermoedelijke guerrillastrijders van de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia (FARC) had gedood die betrokken waren bij drugshandel.
De nationale overheidsdienst die belast is met de bescherming van de mensenrechten in Colombia meldde de dood van een 16-jarige tiener en eiste een “snelle opheldering van de feiten”.
Human Rights Watch verifieerde ook de dood van “een inheemse gouverneur, een gemeenschapsleider en zijn vrouw” tijdens de legeroperatie.
Juan Pappier, senior onderzoeker van de NGO voor Noord- en Zuid-Amerika, zei: “Er is dringend behoefte aan opheldering van de feiten.”
Er werden geen details gegeven over de zeven andere mensen die naar verluidt ook tijdens de gevechten zijn gedood.
Het Colombiaanse openbaar ministerie kondigde op Twitter aan dat er een onderzoek gaande was naar de “gebeurtenissen in Puerto Leguizamo waarbij 11 mensen om het leven kwamen”. Het gaf echter geen commentaar op de operatie van het leger.
